Website van Ben Burger
Mijn hobby's

Pa vrijwillig soldaat 14-1 R.I. (01-10-1944 t/m 30-09-1945)https://strato-editor.com/.cm4all/widgetres.php/com.cm4all.wdn.Button/images/thumbnail.svg

Terug naar index boeken
Terug naar index Benjamin Burger
Terug naar oorlog


Terug naar Hoofdmenu


Naar Terneuzen 1945-1957


Periode 29 september 1944 t/m 1 oktober 1945
Na de bevrijding van Zeeuws-Vlaanderen op 19 september 1944 meldt pa zich als vrijwilliger voor het leger. Eerst wordt pa als wachtcommandant aangenomen bij de O.D. (Orde Dienst). Dit gebeurt op 29 september 1944. Het kaartje waar dit op vermeld staat is ondertekend door Toussaint.

BB_0050a
BB_0050a


Uit een reüniebericht van 1969 (25 jaar na oprichting I 14e R.I.)dat het bataljon eerst “Bataljon Rudolph Fassaert” werd genoemd, maar kort daarna verder ging onder de naam I-14 R.I., door Drs. Casparie op een daartoe aan hem op 22 september 1944 door Z.K.H. Prins bernard gedaan verzoek, opgericht. Zowel bij de uitnodiging voor de reunie als bij de documenten van mijn vader bevindt zich een lijst van namen en adressen van de vrijwilligers (deze lijst heb ik als zoon geërfd).
Pa heeft mij in een interview verteld, dat hij als sergeant-administrateur is aangenomen. Hij regelde het soldij voor de manschappen van het regiment. Daarvoor huurde hij een schrijfmachine. Hiervan zijn enkele nota’s aanwezig. Hieronder een overzicht van documenten en foto's over deze periode.

14RI022
14RI022
14RI023
14RI023
14RI024
14RI024
14RI025
14RI025
14RI030
14RI030
14RI029
14RI029
14RI028
14RI028
14RI027
14RI027
14RI026
14RI026
14RI031
14RI031
14RI036
14RI036
14RI032
14RI032
14RI033
14RI033
14RI034
14RI034
14RI035
14RI035
PaMa_0007
PaMa_0007
PaMa_0013
PaMa_0013
PaMa_0014
PaMa_0014
PaMa_0037
PaMa_0037
PaMil_0004
PaMil_0004
PaMil_0003
PaMil_0003
PaMil_0002
PaMil_0002
PaMil_0001
PaMil_0001
PaMil
PaMil
PaMil_0005
PaMil_0005
PaMil_0006
PaMil_0006
PaMil_0007
PaMil_0007
PaMil_0008
PaMil_0008
PaMil_0009
PaMil_0009
PaMil_0013
PaMil_0013

Pa en ma correspondeerden met elkaar middels brieven. Of ik ze allemaal heb weet ik niet, maar er zijn meer brieven van ma dan van pa.

Briefwisseling
familie Burger en Timmers
tussen oktober 1944 en oktober 1945
(Pa’s vrijwillige diensttijd bij het14e Regiment Infanterie)

PaenAdri
PaenAdri

Voorwoord
Na het overlijden van mijn vader op 26 februari 2010 heb ik, samen met mijn broers en zussen het appartement aan de Raadhuislaan 80 te Spijkenisse moeten leeghalen. We konden toen nog niet bevroeden wat wij daar allemaal aan historisch materiaal zouden aantreffen.
Naast veel fotomateriaal, troffen wij ook allerlei oude documenten en brieven tegen. Vooral de briefwisseling tussen pa en ma van 1945 gaven mij een beeld van een vader, die zijn huis, vrouw en kinderen (Adri en Wim) niet heeft gezien van 1 oktober 1944 tot 1 oktober 1945.
Mijn vader schetst een mooi, maar ook droevig beeld van de situatie in Rotterdam, kort na de bevrijding. Ook komt de wens om zijn jongste broer Leo weer te zien regelmatig terug. Geruchten doen dan soms de hoop opleven.
De geschreven teksten zijn soms wat minder goed leesbaar (onduidelijk wat er nu precies staat) en heb ik woorden gekozen, die volgens mij, qua context, het dichtst bij het verhaal passen.
Spijkenisse, april 2015

1. Terneuzen, 15 april 1945
Lieveling,
Heb je mijn brief van vorige week al ontvangen? Tot nu toe hoorde ik van jou nog niets. Dolf van Oppen is een avond thuisgeweest en die had gezegd dat jullie weer verder moesten, maar dat je eerst nog wel eens thuis zoudt komen. Een deel van de 1e Comp. zit op Noord Beveland en een ander deel in Wezel. Ik ben benieuwd waar jij terecht zult komen. Kees Kuzee bracht van de week een brief bij Roofack, bestemd voor Annie, maar gaf hem aan haar vader. Ze is het wel te weten gekomen, maar heeft hem niet mogen lezen. Ik vind die Bert ook een sufferd om de brieven bij haar thuis te laten bezorgen.
Gisteravond kwam er iemand uit Middelburg met een brief van Bruggeman. Hij en zijn vrouw met kind maken het goed, hun huis staat onder water, ze wonen nu tijdelijk in Middelburg, Noordstraat hoek Lombardstraat. Hij had er al iets over gehoord, dat jij in dienst was. Bij hen werd er alweer wat gekorfbald, hij moest papier hebben, ik heb dus een groote koffer, die die man bij zich had, vol gestopt met pakken papier, 10 pak geloof ik. De koffer was bijna niet te dragen. Binnenkort komt hij waarschijnlijk nog om de stencilmachine.
Van de week moest ik met Adri naar den dokter, hij had een bruine boon in zijn neus gestopt, het was een heel klein schrompelding, maar ik kon het er niet uitkrijgen. De dokter had hem er gauw uitgewipt, het was inmiddels al een aardige boon geworden. Hij zegt maar dat de dokter een “knoopje” uit zijn neus gehaald heeft. Morgen moet hij de tweede diphterieinenting krijgen. Met Wim ben ik vrijdag naar het consultatiebureau geweest, hij woog 8 pond, dat gaat dus best. Adri zit nu telkens in het land naar de schepen te kijken, vanmiddag brachten ze hem ook weer thuis, omdat hij in het land liep, aan het eind van de Leliestraat. Het is nu geweldig druk op de Schelde.
Ik ben aan de schoonmaak begonnen. Adri slaap nu op het kleine kamertje, ik heb er wat platen met schepen, sneeuwwitje en een kinderkopje opgehangen. Hij vindt het geweldig, maar voor hij gaat slapen moet hij eerst even op het balkon naar de schepen kijken; hij is er weg van.
De postverbinding met Limburg is ook weer hervat, ik heb direct een brief naar huis geschreven en hun gezegd hoe ze hier kunnen komen. Ik ben benieuwd of deze post vlugger gaat dan de jouwe. Ik zal blij zijn als je weer eens thuis komt, steeds alleen is ongezellig. Met mij is alles nog OK, je weet wel wat ik bedoel. Een schurk hebben ze gelukkig al te pakken nl. Van Papen, nu de rest nog. In Nederland gaat het nu ook hard, als het in het westen nu ook maar opschiet. Ik ben benieuwd of we Leo nog hier zien. Annie zit met smart te wachten, ik denk dat Bert dan gauw vergeten is, zoo iets heeft ze me tenminste bekend.
Nu Ben, ik eindig weer eens, de hartelijke groeten en veel kussen van Adri, Wim en Ann.

Naar boven



Dan vond ik een brief van mijn tante Wil (de jongere zus van mijn moeder)

2. Simpelveld, 2 mei 1945
Beste Ben
Allereerst zal ik je maar eens van harte met je verjaardag feliciteren. Hopelijk kunnen we je volgende verjaardag te samen vieren. Ik weet niet of vader het je geschreven heeft, want we laten ter ere van je verjaardag door de H.A.R.K. een gramefoonplaatje draaien. We hebben geschreven of het voor zaterdag 5 mei gaat in de uitzending van 1 uur na de nieuwsberichten tot 2 uur of anders zo spoedig mogelijk. Ik ben anders bang dat ze het a.s. zaterdag nog niet draaien want iedereen moet op z’n beurt wachten. Ik geloof dat de H.A.R.K. ook dinsdag’s of woensdag ’s avonds van 8 uur tot 9 uur speelt, dat zeggen ze tenminste altijd na iedere uitzending. Als het dus gaat luister je maar eens een van die dagen om die tijd.
We hopen dat de plaat je bevalt, want we wisten niet welke of je het liefste hoorde. Moeder heeft hem uitgezocht en het is mijn lievelingsplaat, ik zing hem van vroeg tot laat.
Van Annie kregen we vanmorgen een brief met een mooie foto er in van haar met de twee kleuters. We vinden dat Annie er heel goed uitziet. Adri schijnt met de dag knapper te worden en Wim lijkt precies op z’n opa, tenminste dat vinden moeder en ik. Vorige week heb ik Annie een foto van mij gestuurd die werkelijk aardig gelukt was. De laatste tijd tref ik nog al goed op een foto. De Amerikanen willen tenminste allemaal een foto van me maken, maar krijgen doe ik er geen één.
Het is hier nog altijd even stil, maar daarom niet getreurt, want ik heb weer een vriendin en met die krijg ik de zondagen wel om, want dat is een leuke. Voorlopig houd ik me niet meer aan een jongen op, want onder meisjes krijg je meer lol als dat je aan een jongen gebonden bent.
Nu de oorlog bijna voorbij is, zie je ons misschien wel eens gauw in Terneuzen verschijnen, hopelijk ben je dan ook thuis, dat zou leuk zijn. Voor vandaag heb ik weer eens genoeg geschreven dus zet ik er maar weer eens een punt achter. De hartelijke groeten en een dikke zoen voor je verjaardag hoor! van Willy.


3. Terneuzen, 10 mei 1945
Lieveling,
Je briefje ontvangen en nu schrijf ik maar gauw terug, dan kan sergeant de Koeyer het nog meenemen. Ik wist, dat je nog op Beveland zat, maar ik had wel gedacht, dat jij zelf er wel al tusschen uit gewipt was om eens poolshoogte te gaan nemen. Er zijn toch al Geallieerden in Rotterdam. Gisteravond hoorde ik een reportage uit Rotterdam. De wagen van Herrijzend Nederland was de eerste Geallieerde wagen, die Rotterdam binnenreed en werd natuurlijk uitbundig begroet. Burgemeester Oud heeft gesproken en gezegd, dat familieleden van Rotterdammers, die elders woonden, zich niet zoo erg ongerust behoefde te maken daar de gezondheidstoestand wel meeviel. Heb jij je nogal geamuseerd op J.E.day? Ik heb er niet veel aan gehad. Dinsdagavond ben ik met de jongens naar de stad geweest, maar een beetje rondgereden. Ik vond er niets aan, maar Adri vond het natuurlijk schitterend. Gisteren had men hier een heel programma samengesteld.
’s Morgens om 11 uur was er parade met een paar toespraken van Doorman en Verlinde. Ik ben er naar toe geweest maar heb niets gezien, omdat ik nergens tusschen kon kruipen. ’s Middags was er muziek op de markt, waar niks aan was, het is maar een klein ploegje. Toon van Driel is er ook bij en zit ergens op te blazen. ’s Avonds was het de clou van het feest, bal champetre, maar daar ben ik niet naar toe geweest, als je niet kunt meedoen heb je er niks aan.
Heel Terneuzen heeft meegedanst op de Markt en omliggende straten. Het duurde tot in de nacht. ’s Avonds werd hier inderdaad nog geschoten, wat ik niets leuk vond, ik heb Adri bij me in bed moeten nemen, zoo bang was hij. Er schijnen nog ongelukken mee gebeurd te zijn. De soldaten waren meestal stomdronken. Mw. Gaanderse is zonder permissie thuisgekomen. Ik zelf heb ze nog niet gezien, maar verschillende buren vertelde het me. Het gaat er allemaal heel geheimzinnig toe en ik voel groote lust om de politie er in te mengen. De rolluiken zijn gedeeltelijk gesloten en toevallig zag ik vanmiddag dat er nog meer lui in huis zaten, daarbij komt dat de meiden, die moffenslet en dat mormel van Lijbaart inbegrepen, een zeer uitdagende houding aannemen. Wie weet wat ze daar uitspoken en we hebben al genoeg ellende door dat tuig meegemaakt. Lenie de Smidt haar moeder zit er ook altijd en je weet dat die ook niet vies van de Duitschers was. Ik vertrouw het niet erg.
Heb je de eerste lijst van bevrijde gevangenen gehoord, er waren enkele bekende namen bij o.a. Koos Vorrink, Dr. Wiardi Beckman, Rutgers, oud ministers Verschuur en v. Dijk. De jongen van Neve schijnt in België in een ziekenhuis te liggen. Adri ligt op het oogenblik te brullen, hoewel het al acht uur geweest is, ik zal er weer eens naar toe moeten. Overigens gedraagt hij zich behoorlijk. Hij begint nu zinnetjes te vormen, wat leuk klinkt. Wim ligt nu nogal eens tegen mijn vingers te lachen. De plaat voor je is ook gisteren avond niet gedraaid, ik zal zaterdag weer luisteren.
Nu schat, ik eindig. Veel kussen en groeten van Adri, Wim en Ann.


4. Veldpost, 17 mei 1945
Liefste,
Teruggekeerd van Rotterdam zal ik je een en ander vertellen hoe ik alles daar bevonden heb. Allereerst, dat allen zich in behoorlijke gezondheidstoestand bevinden. Alleen van Leo nog steeds geen nieuws.
Nu iets over de reis. Wij vertrokken des nachts om ongeveer half vijf van onze standplaats, richting Nijmegen. Te Nijmegen was goed te zien, dat er oorlog gevoerd was en dat er veel woningen vernield waren. De Waalbrug, je weet wel die mooie, is er tamelijk goed afgekomen. Tusschen Nijmegen en Arnhem staat geen enkel huis meer onbeschadigd overeind en er woont niemand meer. Zelfs vogels zie je er niet en ondanks het schitterende weer, dat ons vergezelde, was het geheel een troosteloos gezicht. In Arnhem aangekomen trof ons hetzelfde beeld. Arnhem is zeer zwaar beschadigd en ook hier geen enkel levend wezen te ontdekken, behoudens enkele militairen. Na Arnhem zijn we gereden naar Amersfoort en daar kwamen we vlak voor de stad de eerste Duitschers tegen. Verscheidene liepen daar zonder bewaking rond en schijnen zich in krijgsgevangenschap te bevinden. Daar was bevolking genoeg en we werden hartelijk verwelkomd. Ik heb nog gevraagd, waar de gevangenen van het kamp Amersfoort gebleven waren, doch ook daar kreeg ik geen bevredigend antwoord op. Het schijnt zoo te zijn, dat er enkele vrijgelaten zijn, enkelen zijn ontvlucht, terwijl het grootste gedeelte naar Moffrika gevoerd is.
Utrecht toonde een tamelijk na-oorlogsch beeld, het gewone drukke stadsleven. Daar is per slot van rekening ook weinig gebeurd. Na Utrecht kwamen we terecht op de groote autobaan naar Rotterdam en we vlogen met een gangetje naar ons doel. In Rotterdam werd ik aan de Mathenesserdijk keurig afgezet en je voelt wel, dat een ieders oogen op de wagen gericht was. Toen merkte de bevolking aan ons praten, dat we Hollanders waren en ja, je voelt wel dat er toen geen houden aan was, vooral, toen een van de buren, Mw. Suurmeijer, toen ik haar gedag riep, bemerkte, dat Ben er was. In een oogwenk wisten ze het thuis en vader kwam naar beneden en tuurde rond of hij me ook kon ontdekken, alhoewel ik vlak bij hem stond. Ik hielp hem gauw uit de droom en een zeer hartelijk weerzien was het gevolg. Hij wist niet, waar hij het had, zoo blij was hij. Nadat ik de lading, o.a. bestaande uit een mud aardappelen en een halve zak tarwe had uitgeladen, zijn we naar boven gegaan, waar ik de rest van de lekkernijen voor de kinderlijk verwonderde en ongeloovige gezichten uitpakte. Als kleine kinderen klapten ze in hun handen en ik had moeite om mijn ontroering te bedwingen. En terecht begrijpelijk, dat ze zoo zielsblij waren, want toen ik het maaltje zag, dat voor het avondeten bestemd was, rilde ik even bij de ontstellende gedachte, dat menschen dit voor hen zoo onwaardige voedsel tot zich moesten nemen. Het waren namelijk suikerbieten. Van de uitgeworpen voedselpakketten was op dat moment nog niets uitgereikt, ondanks het feit, dat het reeds ruim twee weken geleden was, dat ze neergegooid werden. Hoe het komt, weet ik niet precies, maar een van de moeilijkheden is het transport.
Nu een beschrijving van thuis. Vader is erg mager geworden en heeft gedurende het laatste half jaar veel zorgen gehad. Zijn armen en beenen zijn haast niets meer en zijn als het ware vel over been. De aderen en peezen liggen er als koorden bovenop en dit is wel het duidelijkste bewijs voor de doorgestane ellende. Moeder (vader is november getrouwd) is ook stukken magerder geworden; ze verloor ongeveer 20 kg. In gewicht! Tini was niet thuis. Haar hadden ze met moeite naar het Westland bij mijn oom en tante te ’s-Gravenzande weten te krijgen, omdat ……… ze het niet op hun verantwoording dorsten te nemen, aangezien er geen eten meer voor was!! Dat hun vreugde dubbel was hoef ik je dus niet meer te vertellen, want met de komst van hun zoon Ben was tevens voor de komende weken het nijpende voedseltekort opgeheven.
Ik was nog geen half uur thuis of wie komt me daar binnenzetten: Tini! Ze was op haar eentje uit ’s-Gravenzande gekomen met een auto van de ondergrondsche, omdat ze naar huis verlangde. Vreugdetranen in overvloed, dat begrijp je wel. Ik heb ze direct een rolletje zuurtjes gegeven en een pakje lekkere koekjes en zij trots met haar oudste broer. Ze zag er werkelijk goed uit en dank zijn de hulp van mijn tante Alie, want die heeft veel voor haar en vader en moeder gedaan.
Van vader vernam ik, dat Alie en Arie werden verrijkt met een zoon genaamd: natuurlijk Dick. Alie kreeg hem op 2 februari van dit jaar. Zij vertelden mij ook, dat Alie zoo ontzaggelijk dik geworden was en dat zij kon eten als een molenpaard. Wonderlijk, dat zij zoo weinig gedacht heeft aan de ellende, geleden door haar eigen vader en zusje. Ze wonen nog steeds in Monster en zijn nooit geevacueerd geweest.
De prijzen, die in Rotterdam en ook andere steden betaald worden voor verschillende artikelen, zijn exhorbitant. Een Engelsche cigaret wordt verkocht voor 5 à 6 gulden. Een broodje van acht ons gaat over de toonbank voor ƒ. 37,50. Aardappelen voor ƒ. 15,-- per KG en zoo zijn er nog veel meer gevallen te noemen.
Ben van oom Rien en ook Piet zijn nog steeds niet in de ouderlijke woning teruggekeerd.
In de stad ligt het vuilnis op hoopen in plantsoenen en op straten. Gelukkig komt er eind deze week verbetering in de toestand want er komt electriciteit en dat is voor velen een uitkomst. De overige familieleden leven nog steeds en de een meer, de ander minder maar geleden hebben ze bijna allen.
Ik eindig plotseling, omdat er een gelegenheid bestaat om je deze brief nog vandaag te bezorgen.
Nou schat, deze enkele regelen hebben je toch nog een beeld kunnen geven van de toestand.
Ontvang van mijn de hartelijke groeten en een hopelijk tot spoedig weerzien. Het is niet onmogelijk, dat ik mijn volgende verlof periode nogmaals naar Rotterdam ga, om daarheen nogmaals wat voedsel te gaan brengen. Dat vind je in de gegeven omstandigheden toch niet erg, wel?
Gisteren ontving ik van jou een brief over de veldpost, geschreven op 16-4-1945. Ook de brief van je ouders bereikte me pas gisteren.
Nogmaals de hartelijke groeten en een paar stevige knuffels voor jou, Adri en Wim van je man.
Ben
Een volgende maal volgt de rest van mijn verhaal. Misschien vertel ik dat wel, als ik weer eens de kans zie om thuis te komen.

Naar boven



5. Terneuzen, 18 mei 1945
Lieveling,
Ik was blij toen ik vanmorgen je brief met berichten uit Rotterdam ontving. Ze leven dus allen nog, het eenige onzekere is nu nog het lot van Leo, maar hierover moet ik je nu iets schrijven. Vanavond ontving ik een kort briefje van Ali, door iemand meegenomen, het poststempel was van Walsoorden (?). Ze meldde dat ze een zoon had, een schat van een kind, het kaartje was erbij en verder, dat Leo bij ons in de buurt zat, wat ze natuurlijk erg prettig vond. Ik heb die zin een paar maal overgelezen en kon er niet bij. Is hier een vergissing in het spel of zit er iemand anders tusschen? Ik had zaterdag al een briefkaart naar huis gestuurd, deze hadden ze zeker nog niet ontvangen. Gelukkig dat Tini bij tante Ali geweest is, maar ik snap niet dat ze niet bij Ali heeft kunnen komen. Ze schrijft zelf, dat er in Rotterdam honger geleden wordt en als je dan weet, dat je vader en zusje er zitten, vind ik het maar raar als je niets van je laat horen, is dit de veel gepredikte naastenliefde?
Is het niet mogelijk, dat je een van de Pinksterdagen thuis komt, als je je volgende verlof weer in Rotterdam door gaat brengen, zit ik ook maar alleen, hoewel ik het me natuurlijk wel kan begrijpen. Van ons thuis heb ik sinds je verjaardag ook niets meer gehoord, ik snap er niets van, misschien komen ze zelf wel, maar tot nu toe heb ik nog niets gezien. Mw. Gaanderse is weer opgepakt. We vertrouwen het zaakje niet erg en van Oppen is naar Hale (?) gegaan en maandagmorgen zijn twee agenten, waaronder onze vriend Sol, haar op wezen halen. Wij natuurlijk pleizier. Adri speelt nu dikwijls in zijn broekje buiten, gewapend met een paar emmers water kan hij dan fijn plassen, maar meestal doet hij zijn broekje ook nog uit en loopt dan in Adamscostuum. Hij vindt zeker dat je weer wat lang wegblijft, want hij zegt maar Papa morgen thuis, papa ziek maken. Wim groeit als kool en begint al bruine benen te krijgen. Hij lacht en kraait nu al aardig, wat Adri geweldig vindt. Hij wil maar met Wim spelen. Met al die vredesfeesten heb ik nog mijn keuken niet schoongemaakt, wel de kelder en de kastjes. Van de week heb ik gewasschen en ik wilde er donderdag aan beginnen, maar ik voel me de laatste dagen zoo moe en last van hoofdpijn en een beetje maagpijn, dus heb ik nog maar eens gewacht, anders ben ik bang, dat mijn voeding er vandoor gaat. Ik wilde Ali vanavond nog een kaartje schrijven, maar het is al laat, dus morgen maar. Nu ga ik Wim helpen en dan maar weer eenzaam in kooi met een onweersbuitje als gezelschap.
Nu schat, ik eindig met de hartelijke groeten en veel kussen van ons drietjes en van mij nog een extra.                        Je Ann.


6. Terneuzen, 20 mei 1945
Lieveling,
Zoo even ontving ik je brief en zal ik maar gaan terugschrijven, dan ontvang je hem nog deze week. Bij elke tram die binnenkomt zit ik maar te kijken of je niet meekomt en nu schrijf je, dat je weer naar Rotterdam gaat, dat is geduchte tegenvaller voor me. Met de Pinksteren waren er velen met verlof en ik heb maar op mijn eentje gezeten. Eerste Pinksterdag ben ik met de jongens naar de pier geweest en heb daar wat in het gras gezeten, ’s-Avonds was er weer eens onweer en maandag heeft het den heelen dag geregend en geen sterveling gezien. Kom maar weer eens gauw naar huis toe. Voor zaterdag laat ik cadetjes bakken dus kom dan maar. Mw. De Groot vertelde me, dat je hier pakjes mee kunt geven voor Rotterdam, af te geven bij een zekere v.d. Bent, deze schijnt bij het Roode Kruis te zijn, hij brengt ze naar Rotterdam en het R.K. daar zorgt voor verdere bezorging. Ik zal eens naar informeren, dan kan ik dat ook doen, ik heb nog zooveel tarwe, peulvruchten, meel en bloem staan en ik gebruik het bijna niet meer. Er komen elke keer jongens uit Duitschland thuis, maar tot nu toe is Leo er nog niet bij. Arthur Neve is ook thuisgekomen uit Buchenwald, ze hadden hem ook bijna levend verbrand, omdat hij ziek was, maar hij is zoo tekeer gegaan, dat ze het maar gelaten hebben.
Gisteren hebben we een reuze mop beleefd. Ik hoorde de tram van 3 uur binnenkomen en ik natuurlijk kijken en wie komt daar aan, Jannie Gaanderse met twee jongelui met  een karretje, beladen met koffers, alles bij Gaanderse naar binnen. Er was natuurlijk direct alarmtoestand op den Dokweg en deze steeg nog, toen een der buren hoorde, dat ze Duitsch spraken. Van Oppen had niets gezien en kwam bij mij informeren wie er thuis gekomen was. Hij direct naar de politie, dit was om ongeveer vier uur, maar ’s-Avonds om half acht was er nog niemand geweest, toen is Piet naar de politie gegaan, vriend Sol zei, dat ze wel wat anders te doen hadden. Piet zei “goed mijnheer, dan rijd ik even naar het M.G. te Sluiskil”, toen draaide hij bij en nog geen kwartier later verscheen Penne met nog een agent. Het span werd meegenomen, het bleken Hollanders te zijn. Jannie zit nu op het bureau en de twee jongens zijn vanmorgen met de eerste tram vertrokken. Wij pleizier, dat snap je.
Alberti heeft een zoon op 6 mei, bij de Bree is no. 7 een dochter geworden. Zoo juist geeft den Doolaard een beschrijving over de stoot- en bewakingstroepen in Zuid Nederland, jullie krijgen daar een pluim van hem.
Gisteren en vandaag heb ik de keuken schoongemaakt, morgen de bijkeuken, dus als je komt, vind je een schoon huis en indien je zaterdagavond komt, een schoone vrouw ook, mijn liefje wat wil je nog meer.
Nu ga ik weer eindigen, kom maar gauw.
De hartelijke groeten en een stel kussen van Adri, Wim en Ann.


7. Te velde, 21 mei 1945
Lieveling,
Ik ontving je brief van 18 mei 1945 en zal je daar even gauw op antwoorden, terwijl ik dan tevens mijn relaas van mijn bezoek aan Rotterdam zal vervolgen. Hoever ik daarmee gebleven ben, kan ik me niet precies meer herinneren, maar dat hindert niet.
Allereerst dan wil ik even opmerken, dat zaterdag j.l. via Herrijzend Nederland een plaatje voor mij gedraaid is. Heb je het gehoord? Ik jammer genoeg niet, maar wel de menschen, waar ik in kwartier lig en die wisten het me dezelfde avond te vertellen.
Nu het geval betreffende Leo. Dat berust inderdaad op een kapitale vergissing en er heeft een verwisseling plaats gehad met mij. Iemand van de militairen had op s’Gravensande vertelt, dat een zekere Burger op N.Beveland zat als sergeant. Dat Leo dat zou zijn, is onmogelijk, want zou er iemand van die naam in ons Bataljon zitten, dan had ik dat al daags daarna geweten. Het is loos alarm, hopelijk hooren we echter spoedig omtrent hem beter nieuws.
Alie’s houding gedurende de hongerperiode te Rotterdam is verre van hulpvaardig geweest. Ook Arie’s houding schijnt te dien opzichte volledig afzijdig te zijn. Ik kan me zooiets niet indenken. Tini is slechts enkele dagen daar geweest en ze moesten ze wel enkele dagen houden, omdat iemand Tini had meegenomen naar Monster en hen zoodoende voor een voldongen feit gesteld. Na enkele dagen heeft Alie ze blijkbaar gespuid naar een andere familie, terwijl Tini uiteindelijk terecht is gekomen bij tante Alie, die werkelijk goed voor haar gezorgd heeft.
Alie schijnt moddervet te zijn, een schrijnende tegenstelling met vader en moeder. Zooals ik je al geschreven had is vader in november 1944 hertrouwd en ook dit heeft de noodige beroering teweeg gebracht bij mijn oudste zuster, die zich niet ontzag en een soort felicitatiebriefje schreef, waaruit uit elk hoekje en gaatje het verborgen venijn spoot. Zij dorst nota bene openlijk te schrijven, waarom vader zooiets had durven doen en er was weinig vriendelijks te bespeuren. Arie houdt zich afzijdig en zoowel Arie als Alie hebben zich al ruim een half jaar niet meer in Rotterdam laten zien. Dat schijnt inderdaad de gepredikte naastenliefde te zijn. Met God op de lippen en in het einde van brieven bereik je ook niet alles, zooals je ziet. Vader merkte terecht op, dat Alie voor ons als verloren moet worden beschouwd. Ze schijnt slechter over het vroegtijdig verscheiden van mijn moeder heen te kunnen komen, dan wij allen, die in de zekerheid leven, dat wij alles gedaan hebben om haar het leven zoo aangenaam mogelijk te maken. Zij (Alie) weet echter, dat zij gedurende de laatste jaren haar moeder meer tot last dan gemak is geweest en dat komt nu tot uiting. Laten we er verder echter maar niet op doorgaan, want dat helpt toch niet. Nu nog wat over Rotterdam.
Je begrijpt wel, dat ik tijdens mijn verblijf aldaar vele menschen gesproken heb, vooral oude bekenden. Allen leven nog en waren belangstellend naar jou, voorzoover ze je kennen. De foto van jou met onze beide peuters heb ik thuis achtergelaten omdat ze er veel prijs op stelden. Per slot van rekening hebben wij er ook nog een. Als het mogelijk is, dan komen vader, moeder en Tini zoo spoedig mogelijk naar Terneuzen toe, om een beetje te bekomen van het doorgestane. Zooals ik je reeds schreef, heb ik ervoor kunnen zorgen, dat ze de eerste week geen gebrek hoeven te lijden en als alles goed gaat, dan hoop ik deze week nogmaals met een bezending voedsel noordwaarts te trekken.
De korfbal te Rotterdam, zoomede alle sporten, ligt reeds vanaf september 1944 stil en het zal een toer zijn om er weer gang in te brengen. Op het oogenblik bestaat er tenminste allerminst animo voor, hetgeen voor zichzelf spreekt. Rutgers en de zijnen zijn ook behoorlijk door de benarde tijd heengekomen, wat ik van Lenie vernam. Ik heb haar namens jou tevens de groeten laten doen.
In het havengebied van Rotterdam ben ik niet meer geweest, daar was de tijd te beperkt voor. Wel heb ik me laten vertellen, wat er zooal kapot gemaakt is en alhoewel het behoorlijk wat is, toch valt het weer mee. Als de Duitschers hadden volvoerd, wat ze van plan waren, dan had er geen enkele fabriek meer gestaan en dan waren groote bedrijven, zooals electriciteit, gas, waterleiding enz. volledig vernield geweest.
Als je bij buren en overburen de wasch ziet hangen, dan zou je wegloopen, want alles is goor en vuil en zeep is er niet meer. De menschen zelf zien er ook goor, bleek uit, wat overigens niet te verwonderen is.
Over het eten gedurende de laatste maanden in de stad heb ik je meen ik al geschreven. Ik moest en zou eens van de soep proeven, die uit de gaarkeukens kwam, wat ik fatsoenshalve maar gedaan heb, alhoewel me het hart in de keel zat, toen ik de soep zag. Brrr! Wat er in zit weet ik niet, maar veel goeds niet.
Ik liep met vader te wandelen, toen mij plotseling iemand achterop kwam en me in het Engelsch vroeg om hem een paar sigaretten te verkoopen. Nou, ik kwaad, ik kon hem wel een klap in het gezicht geven. Op straat durfde ik geen sigaret opsteken, daar er zich in no time een stelletje menschen om je heen verzamelden, die van deze gelegenheid gebruik maakten om een piraatje te vragen.
Bij het teruggaan stond ik een gekregen sigaret te rooken (de mijne waren al lang op!) op de plaats waar de auto zou komen. Het eindje liet ik vallen en ik wilde het uittrappen, toen een heer beleefd verzocht dat niet te willen doen, waarop hij zich bukte en het brandende peukje opraapte en lustig uitrookte totdat jij niets meer over had!! Het is ook zoo wonderlijk, want je vind geen enkel sigarettenpeukje op straat.
Ik was nog geen tien minuten thuis of oom Rien en tante Ant waren er ook en zij konden net nog iets zien van hetgeen ik had meegebracht. Vader vroeg toen aan mij of hij een maaltje aardappelen mocht meegeven, waarop ik hem natuurlijk antwoordde, dat hij er het beschikkingsrecht over had.
Co Burger zag er naar omstandigheden tamelijk goed uit, wel eenigzins vermagerd. Cor Kegel, waar ze nu al reeds 9 jaar mee verloofd is, is ook verdwenen en daar had Co al in geen 7 maanden iets van gehoord. Ze vroeg mij toen of er gelegenheid bestond om mee te gaan naar ’s-Hertogenbosch. Ik heb het maar geriskeerd en ja gezegd. Daarop zijn we met de heele familie gekuierd naar het Hofplein, waar de auto’s s’avonds om 7 uur zou zijn om de terugtocht te aanvaarden. De Kapitein, die als leider der expeditie fungeerde, had geen bezwaren en zoo stapte Co in de vrachtwagen. Het bleek, dat er nog 3 gegadigden waren, die eveneens toestemming kregen om mee te gaan. Na een hartelijk afscheid zijn we toen eindelijk aan het rijden gegaan en het geheele reisplan werd volgens opgemaakt plan afgewerkt. Er was geen controle, dus voor de ingezeten burgers verliep de reis natuurlijk buitengewoon goed. Van Co kreeg ik als dank een doosje gekristalliseerde brillantine van vooroorlogsche samenstelling. Wat was dat een prima spulletje zeg!
Midden in de nacht zijn we toen binnengeloopen in onze kazerneplaats. De reis behoorde weer tot het verleden en ik kan je wel zeggen, dat deze mijn geheele leven lang in mijn geheugen gegrift zal blijven.
Zoo heb ik je beknopt weergegeven, wat wij beleefd en te zien gekregen hebben op onze tocht. Mogelijk heb ik nog wel een kleinigheid vergeten, doch dat schiet me later wel te binnen. In ieder geval ben ik ervan overtuigd, dat het noodig is, dat ik er nog eenmaal naar toe ga, om nogmaals wat eten te brengen.
Ik vind het vervelend, dat ik niet naar je toe kan komen, maar laat ons dat ervoor over hebben. Hopelijk, weten doe ik het niet, zwaaien we wel voor 5 augustus af, tenminste als het tusschen de geallieerde mogenheden niet verkeerd gaat, want boteren doet het tusschen Rusland en de overigen nog niet. De kwestie Triest en Polen zijn nog steeds niet opgelost.
Dus met Adri en Wim gaat het nog steeds uitstekend. Prachtig. In mijn kwartier hebben ze als goede Katholieken 5 kinderen van opeenvolgende leeftijd, de jongste is zoo oud als Adri. Zoo heb ik mij gisteren vermaakt met deze gasten, tot vermaak van de ouders, die buitengewoon goed voor mij zijn. Ik heb daar tenminste gisteren moeten eten en ze voerden me gedurende deze dag ongeveer vier eieren. Waar dat naar toe moet weet ik niet! Bij het middageten asperges en bloemkool, ook geen kwade kost, vind je niet? Na het eten een groote vooroorlogsche sigaar en een luie stoel en daar zat ik.
Ik kan het hier zoo nog al stellen, alhoewel het in de stad na de feesten ontzettend stil is. Geen vertier, zelfs geen bioscoop.
Ik kom zoo aan het eind van mijn nieuws, ik geloof wel, dat ik er mijn best voor gedaan heb. Het valt niet mee, om aan je vrouw te schrijven, terwijl er bijna doorgaans menschen om je heen zitten te kwekkelen.
Ik hoop vandaag nog aan Simpelveld te schrijven en daarin mijn dank uit te spreken voor de gedraaide plaat en voor de felicitaties. Jij hebt dus al sedert enkele weken van hem niets gehoord, hetgeen me ook vreemd voorkomt. Wel schreef vader, dat hij, nu eindelijk de bevrijding gekomen was, zij zoo spoedig mogelijk eens zouden komen overwippen. Aangezien de militaire post erg slecht gaat, zal ik je mijn kwartieradres opgeven: W. Gouverneur,
Kaaistraat 35
Oudenbosch.
Schrijf maar weer vlug terug, omdat ik er niet zeker van ben, dat we hier nog lang zullen zitten. Het is niet onmogelijk, dat we nog deze week gaan moven (engelsche term voor verplaatsen).
Nou, schat, het allerbeste toegewenscht. Een stevige zoen, mede aan Adri en Wim van je liefhebbende man. Ben

Naar boven

8. Rotterdam, 12 juni 1945

Beste Ben,
Ik waag het erop om nogmaals te schrijven van aan het adres dat je ons opgaf. Jouw bericht van goede aankomst van de Moerdijk bereikte ons. Inmiddels had ook Annie geschreven dat ze mijn brief en briefkaart ontvangen had. Voorts melden we dat Piet Wolfert weer een bezoek aan ons bracht. Hij hoopt Tini eens te komen halen met de vacantie. Piet en Ben van oom Rien zijn thuis. Piet 10 dagen geleden, Ben eergisteren. De v.d. Vlugten, Lars Bruins, kortom allen v.d. dijk zijn thuis behalve Leo en Joop Varekamp. We geven de moed nog niet op. Gisteren gaf ik een advertentiebureau opdracht een advertentie te plaatsen in het “Vrije Volk” en de “Waarheid” om inlichtingen omtrent verblijfplaats van Leo enz. Er zijn nog jongens in Duitschland waarvan men er jaren niets gehoord heeft, en toch komen ze boven water.
Arie kwam maandagavond jl. Even boven of we al wat van Leo wisten. Hij was een 20 tal minuten te gast en moest weer gauw weg om ± 11 uur thuis te zijn. Was op de motor met een kennis van hem. Bijna elke dag zoo beweert men komen er treinen aan met gerepatrieerden, die met auto’s worden thuisgebracht. Natuurlijk kijken we ook al eens uit. Piet van oom Rien was ook eenige uren in Oudenbosch geweest en reisde vandaar op 25 mei naar Wolvega en Markelo. Toen hij hoorde dat het te Rotterdam nu wel te doen was, kwam hij hierheen. Ben zag er ook goed uit en schijnt toch te willen trouwen. Kunnen we je verwachten op 5 juli? We kregen van de familie Timmers een pakje toegezonden met wat graan enz. (Zuid helpt Noord). Zij maakten het goed. Zij nodigden ons ook uit naar Simpelveld te komen als het reizen mogelijk is. Hij schreef dat de dienstgeleider Van Oorschot is overleden. We kunnen al best voelen dat het extra voedsel ons goed doet. We zijn fitter en niet zoo gauw moe. Tini ziet er ook goed uit. Jan Avoort heeft eenige weken in een concentratiekamp gezeten. Kwam vorige week thuis. Henk Suurmeijer (?) kwam 14 dagen geleden thuis; dikke kop. Wij zien dat de terugkerenden in Brabant en Limburg goed gevoed zijn. Dat ook Leo zoo af komt.
Het heeft gespookt in Terneuzen. De terugkerende N.S.B.-ers zijn niet zoo vriendelijk ontvangen. De courant spreekt van dooden. Vasthouden is voor hen nog het veiligst.
Hier is alles wel. Nog leven we uit de Korf zonder zorg en zoo ik zeg heeft het ons goed gedaan. We leven weer en zijn tevreden. Dat de reisgelegenheden ons weer nader tot elkaar brengen is onze innige wensch. Ik geloof niet dat we nog deze zomer in Terneuzen komen. Geloof jij het?
Heeft Piet het pakje aan Annie gegeven? Jij bent natuurlijk inmiddels thuis geweest. Tot ziens Ben en een goede gezondheid. Hartelijke groeten van je vader, moeder en Tini.


9. Terneuzen, 30 juni 1945
Lieve schat,
Het was een teleurstelling voor me een brief van je te ontvangen inplaats van jezelf, daar je in je brief van 22 juni schreef “volgende week”, dus verwachtte ik je deze week.
Heb je mijn brief met foto via Rijnsberg ontvangen? Zondag heb ik je via veldpost geschreven, maar die zul je nog wel niet gekregen hebben. Ik zal onze beide te huizen (?) eens aanmanen, om je wat meer te schrijven, maar je weet, dat de militaire post erg langzaam gaat. Van de week heb ik een brief uit Rotterdam gehad, geschreven door Tini en moeder. Alle jongens van de dijk zijn thuis, behalve Leo, waar nog steeds niets van gehoord wordt. Pa heeft nu een advertentie in de courant laten zetten om inlichtingen, het wordt nu toch wel verontrustend. Moeder hemelde jou nogal op en ze hoopte maar, dat Leo net zoo was, maar dit zou haar nog wel eens tegen kunnen vallen; ook met Tini kan ze het nogal goed vinden.
Heb je nog aan de verjaardagen gedacht, 5 juli Pa en Ali, 7 juli mijn vader en 12 juli Arie en als ik het goed heb 17 juli moeder. Jullie passen dus dezelfde tactiek toe als de moffen hier gedaan hebben, al het beste vorderen tot het zwembad toe. Er zal wel gelachen zijn, toen jij je zwembroek verloor. Heb je al wat georganiseerd voor me. Jacq van Goicom (?) heeft al wat gekocht voor zijn vrouw. Hebben ze in Duitschland nog van die emmertjes marmelade, pik er dan eentje, ons jamrantsoen wordt per 15 juli gehalveerd. Ik zou best eens een kijkje bij je willen nemen, kun je voor ons ook geen woning vorderen, natuurlijk gemeubileerd. Familie krijg ik toch  niet, dat merk je wel, Weet je de samenstelling van het nieuwe kabinet al, ik heb het voor je uitgeknipt. Van de inspectie kreeg ik een schrijven waarin in verband met de zuivering onder de ambtenaren diverse vragen te beantwoorden zijn. Je zult het wel zien als je thuis komt.
Wim wordt nu zoo leuk, hij zegt steeds la-la, wat Adri natuurlijk erg mooi vindt. Van de gordijntjes uit zijn wieg is niet veel meer over. Adri is ook niet meer zoo erg stout hoewel hij geen heilig boontje is, maar dat hoeft ook niet. Je weet wel, dat buurvrouw Cooker (?) zei, als ik Adri een tik gaf, “stoute mama”, maar dat wil er niet erg in bij hem, en als hij nu wat uithaalt en ik geef hem een standje, dan zegt hij “lief mama”, ze heeft dus niet veel eer van haar werk. Mijn jeuk is weer terug gekomen, als jouw smeerseltje helpt breng voor mij dan ook maar wat mee. Het zomerweer is weer voorbij en ik denk niet, dat we morgen kunnen pootje baden, toch moeten we weg om je brief naar v.d. Peijl (?) te brengen.
Ik zal volgende week zondagavond de knip niet op de deur doen, kom je dan laat of ’s-Nachts thuis, dan hoef je alles niet wakker te bellen. Ga dan maar niet in de kamer anders wordt Wim wakker.
Mijn velletje is bijna vol, dus zal ik maar eindigen daar er ook geen nieuws meer is.
De hartelijke groeten en veel kussen van ons drietjes……je Ann.


10. Terneuzen, 12 augustus 1945
Lieveling,
Eindelijk ben ik weer eens in de gelegenheid om je een brief te schrijven, hopelijk de laatste. Ik wist geen adres van je in Hilversum en wilde al eens via Johan Jong geschreven hebben, maar ook diens adres wist ik niet. Pa, Moe en Tini zijn de hele week hier geweest en elke dag verwachtten we je natuurlijk maar jammer genoeg kwam je niet. Pa en Moe zijn vanmorgen vertrokken, maar Tini blijft nog een paar weken en is momenteel met Adri op stap, scheepjes kijken. Het zal hem afvallen, want sedert eenige weken gaat hij bijna dagelijks schepen kijken. Ik ben met hem naar de dokter geweest, omdat zijn beenen vol bulten zaten en hij ze kapot krabde. Ik heb zalf en tabletjes gehad. Pa heeft me weer hopeloos verveeld met het feit, dat het zoo jammer was, dat je nog geen commies was en dat je nu hard moet gaan aanpakken. Ik heb hem maar laten kletsen. Vrijdagavond stond er een advertentie in het Vrije Volk, die ik echt iets voor jou vond, ik heb hem uitgeknipt en doe je hem hierbij toekomen, pa weet hier natuurlijk niets van. Je moet zelf maar zien, wat je doet. Met moe kan ik goed opschieten, ze heeft me lekker geholpen en ze zorgt goed voor Tini. Deze komt tenminste goed in de kleren te zitten, een echt dametje soms. Ik heb haar beloofd, dat als jij thuis was, we een dag naar Hulst naar de speeltuin gingen. Van Alie en Arie heb ik ook weer minder mooie praktijken vernomen, zal ik je wel vertellen, als je thuis bent. Moe is naar een waarzegster geweest met een portret van Leo, deze zei, dat hij momenteel erg ver weg zit en veel heeft meegemaakt, maar dat hij weer thuiskomt. Pa gelooft er niets van, maar als je hoort wat dat mensch allemaal precies wist, zonder dat iemand haar iets gezegd had, moet je het wel haast geloven. Pa droomt nogal eens over Leo en ook Tini heeft het nog wel eens te kwaad. Cor Roeleven is niet bij me geweest en Hamelink zei, dat je woensdag wel thuis zou zijn, ik hoop het maar, het is al weer zoo lang geleden. Adri is nogal ondeugend en plast weer geregeld in zijn bed, maar dat gaat wel weer over. Wim is een schat. Je hoort hem bijna nooit. Ik loop nog steeds over, gisterenmorgen liep het mijn broekspijpen uit. Indien het mogelijk is, organiseer dan nog iets, want ik heb Pa en Moe zonder bonnen gehad en ook Tini heeft geen bonnen. Enkele artikelen zouden de volgende periode zonder bon komen, zooals brood, aardappelen, peulvruchten en vermicelli.
Ik heb mijn provisiekast leeggeruimd, met als resultaat, dat er een koffer vol met meest peulvruchten mee naar Rotterdam ging. Pa liep te vloeken, omdat het bijna niet te tillen was, maar moe zei, dat hij zijn mond maar moest houden.
Nu lieveling, ik ga maar eindigen, de rest hoop ik je binnen enkele dagen te vertellen. Ik ben gewoon jaloersch op de andere vrouwen, die nu al met haar man uitgaan en ik tel de dagen, dat jij thuis komt.
De hartelijke groeten van Tini, Adri, Wim en jouw Ann.


Terug naar boven


 
 
 
E-mailen
Map