Uit de laatste brief uit Kassel en het feit, dat oom Leo al eind 1943 bij pa en ma ondergedoken is zou betekenen, dat hij eind oktober, begin november 1943 in Rotterdam moet zijn aangekomen. Vrij kort daarna is hij daar weggegaan en naar zijn broer Ben in Terneuzen gereisd. Dit is wat mijn vader erover vertelde:
Na het bombardement is hij met "Urlaub" gestuurd naar Rotterdam. Daar is hij een paar weken gebleven. Daarna moest hij eigenlijk weer terug naar Duitsland. Ik zat in Terneuzen. En op een gegeven moment stond hij ’s avonds voor mijn deur. “Mag ik binnenkomen”?, vroeg hij. Toen heb ik hem gevraagd “wat wil je”? “ja, ik wil niet terug naar Duitsland”. Ik zei toen: “dat betekent dat je niet naar buiten mag”. Dat was ergens in 1942. Zijn haar groeide weer, dit was door de ziekte flink uitgedund. Hij is wel een keertje ’s avonds mee op visite geweest bij mensen die het wisten. En of dat voor later heeft meegespeeld, dat weet ik niet. Het hoeft er maar eentje te zijn die ergens anders loslaat van: daar zit een onderduiker. Dat weet ik niet, dat durf ik ook niet te zeggen.
Het door mijn vader vermelde jaartal van 1942 klopt niet, dit moet 1943 zijn. Vermoedelijk zal dit midden of eind november 1943 geweest moeten zijn. Hier heeft hij dus ongeveer een halfjaar ondergedoken gezeten. Hij zag mijn oudste broer Adri opgroeien en heeft dus ook zijn eerste verjaardag meegemaakt.
Noot Adri: Adri weet zich nog te herinneren dat er een foto moet zijn dat hij als baby in de armen van oom Leo ligt.
Ik heb nog een brief van “Toetie” Brinks aan oom Leo, die eind 1943 bij pa aankwam. Leo heeft deze nooit ontvangen. De enveloppe, waar de brief inzat, was nog steeds niet geopend. “Toetie” woonde aan de Mathenesserdijk 38. Pa en ik hebben Toetie Brinks tweemaal bezocht in Aerdenhout en de originele ongelezen brief overhandigd. Helaas heb ik nooit een fotokopie van de brief gemaakt. Ik heb het nog aan de zoon van Toetie Brinks gevraagd, maar nooit heb ik een bericht ontvangen.
Maar, zoals hiervoor al gememoreerd werd door mijn vader, ging Leo dus een enkele keer over straat en dat is hem uiteindelijk fataal geworden. Mijn vader hierover:
En toen is hij op een gegeven moment kennelijk verraden. Ik weet wel, het was najaar 1943, dat op een nacht, om een uur of twaalf, er werd gebeld.
Ook hier zit mijn vader, qua tijdsbepaling ernaast. Uit een brief van een buurman (P.J. Gaanderse) van twee huizen verderop (Dokweg 13) blijkt dat Leo op 12 mei 1944 is opgepakt. Ook onderzoek in de archieven van de gemeente Terneuzen maakt duidelijk dat oom Leo op 12 mei 1944 is opgepakt. Mijn vader heeft dit relaas in een interview verteld:
Wij lagen op bed. En toen moest ik halsoverkop naar beneden toe, gauw in de broek geschoten. Het waren NSB’ers. En de leider, de naam weet ik niet meer (wel een Hollandse naam), kwam mijn broer halen. Leo heeft nog geprobeerd om via het dak te vluchten. Maar dat kon niet, want achter stonden ook NSB’ers te wachten. Het was een hele groep die daar kwam. Ze durfden het niet alleen te doen. En toen heb ik gevraagd: “waar gaat hij naartoe”? “Naar het politiebureau”. Ik vroeg: “mag ik dan mee”? Dat kon, ik werd later ook weer thuisgebracht. Ik weet nog wel dat 1 man ’s nachts de wacht had op het politiebureau. En op dat politiebureau heb ik gevraagd: “mag ik even praten met mijn broer”? Ja hoor, dat mocht. Dus ik heb met hem een heel gesprek gevoerd precies wat we zouden zeggen als we een onderzoek kregen. En dat die dingen klopten met elkaar. En dat gold ook voor een deel over het voedsel. Heel belangrijk is het voedsel. Niet een plakje ham of iets dergelijks, nee, maar brood. Dat is een belangrijk voedsel wat in een gezin nodig is om te leven. Er mocht niet uitkomen dat we extra voedselbonnen kregen. En ik heb toen verklaard, dat ik dat kreeg van een gezin met 7 (of 9) kinderen. En die hadden dat voedsel. Die hadden kinderen, oplopend van jong naar ouder. Het was een betrekkelijk jong ambtenarengezin, de Bree geheten. Dat heb ik toen verteld toen ik werd opgeroepen, een paar dagen later, door een Duitse officier, die de leiding had in Terneuzen. En daar werden vragen aan mij gesteld. Daar zat je aan een tafel, voor hem lag een pistool en ik zat aan de andere kant.
En daar werden die zelfde vragen gesteld van: “hoe komt u aan het eten”? Toen heb ik dat verteld van die 7 (of 9) kinderengezin. Ik heb later, toen ik op kantoor kwam, heb ik verteld aan die man (de Bree) dat ik hem genoemd had als leverancier van broodbonnen. Die man scheet bijna in zijn broek. Ik zei: “als je dat maar verteld is er niks aan de hand”. Het is hem nooit gevraagd. Ik weet nog dat ik tegen die officier gezegd heb “ik heb het van die en die, daar woont hij, ga het hem maar vragen”. Met andere woorden, dat klonk zo overtuigend dat deze officier het zo gelaten heeft. En allemaal in het Duits. In mijn beste Duits heb ik dat toen gedaan. En hij heeft even gedreigd dat ik zo naar Duitsland gestuurd kon worden. Eerst heb ik hem verteld dat Leo mijn enige broer is. Dat hij dus ziek vanuit Duitsland naar Nederland is gekomen en dat hij het bombardement op Kassel heeft meegemaakt en eigenlijk niet meer terug wilde. Nee, nee, zei de officier dat kan zomaar niet, hij had gewoon terug moeten gaan. En ik maakte me strafbaar in het feit dat ik hem onderdak verleende. Ik zei: “dit is mijn enige en jongere broer, wat zou u doen in dit geval”? Daar bleef hij het antwoord op schuldig. En ik heb ook nog gezegd: “ik ben ambtenaar, in dienst van de Nederlandse Belastingdienst, dus eigenlijk in een dienst waar jullie mee te maken hebben dat het bestaat. Maar dat is terloops geweest. Ik mocht niet weg, ik moest beschikbaar blijven, ik mocht Terneuzen niet verlaten. Ja, je kunt je voorstellen een paar dagen later waren we weg. Met de boot en de trein, en die trein moest nog stoppen in Brabant voor een luchtaanval. En zo zijn wij dus naar Zuid Limburg gekomen en daar heb ik dus bij mijn schoonouders gezeten. Niet echt lang, ik ben er maar een korte tijd geweest. Adri is ondergebracht bij de familie Wolfert. En toen zijn we teruggegaan. Toen dachten wij, nou kan het wel weer. Het is een kwestie van ongeveer twee weken geweest. Ik weet wel dat het verblijf, dat ik dus weggeweest was, was op kantoor begrepen. Ze wisten dat ik door dat verhoor het nodige te verwerken had. Ik heb er verder geen last meer mee gehad tot de bevrijding kwam. En de bevrijding heeft verschillende facetten gehad. Maar ik kan wel zeggen dat de bevrijding ervoor zorgde dat dat muisje nog een ander staartje heeft gehad.
Deze buurman dhr. Gaanderse schreef een brief op 13 mei 1944 en richtte deze aan de burgemeester van Terneuzen, dhr. Klomp. In deze brief werd gesuggereerd dat Leo, samen met zijn broer Ben, regelmatig ‘buiten’ is geweest om bijv. Naar de fam. Wolfert te gaan. Ook staat er geschreven dat Opa ‘Jaas’ Burger een paar keer op visite is geweest en dat Leo een paar keer in de nacht naar Rotterdam is geweest. De heer Gaanderse was duidelijk voor de Duitsers en noemt onze familie anti’s en gaat hier en daar flink tekeer tegen onze familie en de vrienden van mijn ouders (Vraag: hoe komt pa eigenlijk aan deze brief?).
Op 17 mei 1944 schrijft diezelfde heer Gaanderse een brief aan mijn ouders. Hierin geeft hij aan, dat
• Hij afgelopen zaterdag heeft gehoord dat er iemand in de Dokweg ‘des nachts’ is opgepakt;
• Hij Nationaal Socialist is;
• Hij bemerkt dat de buurt hem ervan beschuldigt Leo verraden te hebben;
• Hij, ondanks zijn Nationaal Socialistische gedachtengoed, nooit iemand zou verraden;
• Hij aan mijn ouders verzoekt de praatjes over hem de ‘kop in te drukken’.
Wat mij al in de brieven vanuit Kassel opviel is dat oom Leo allerlei zaken bijhield, zoals vooral wat hij aan eten kreeg. Ook tijdens het onderduiken bij mijn ouders hield hij een boek bij. Een dagboek kan ik het niet noemen, want er staan geen data bij met wat er op die dagen gebeurde. Maar hij turfde wel wat hij allemaal nuttigde, hoe vaak hij zich scheerde, welke boeken hij heeft gelezen enz.
Dit is een tabel van oom Leo wat hij zoal deed en tot zich nam per maand.